'Romanorvm vi忙 militares' van Miraeus
Romeins Nederland gereconstrueerd: een pamflet over Romeinse plaatsnamen
In de 16de en 17de eeuw gingen steeds meer geleerden zich interesseren voor de Romeinse geschiedenis in de Nederlanden. E茅n van die geleerden was Aubertus Miraeus (1573-1640), een Antwerpse kanunnik en historicus. Hij publiceerde onder meer dit pamflet met allerlei Romeinse toponiemen of plaatsnamen, die hij trachtte te herleiden tot de bestaande steden en plaatsen. Het pamflet werpt licht op de toenmalige pogingen van geleerden om de onzekerheden rond de limes, de grens van het Romeinse rijk, op te lossen.

Terra incognita
Rond het jaar 1500 was 鈥楻omeins Nederland鈥 nog terra incognita. Niemand vroeg zich af hoe ons land er in die tijd uitzag. De boeken die Tacitus over de Germanen en de Bataven geschreven had, lagen ongelezen in de kloosterbibliotheken. Het waren de Italiaanse humanisten die zich ervoor gingen interesseren en de handschriften in druk uitgaven. Maar wat moesten de Nederlandse historici met plaatsnamen als 鈥楤atavodurum鈥, 鈥楪rinnes鈥, 鈥榁ada鈥 en 鈥楢renacium鈥?
De reisgids Itinerarium Antonini
Het veranderde, toen het Itinerarium Antonini bekend werd. In deze reisgids uit de 3de eeuw 鈥 opnieuw gepubliceerd in Parijs in 1512 鈥 staan, wat ons land betreft, vijf namen: 鈥楲ugdunum鈥, 鈥楢lbaniana鈥, 鈥楾raiectum鈥, 鈥楳annaricium鈥 en 鈥楥arvo鈥. Daar kon men wel iets mee. Onder 鈥楲ugdunum鈥 werd natuurlijk Leiden verondersteld, 鈥楢lbaniana鈥 was Alphen aan den Rijn en 鈥楾raiectum鈥 was in de middeleeuwen altijd de Latijnse naam voor Utrecht geweest. 鈥楴oviomagus鈥 (Nijmegen) ontbreekt opvallend genoeg in het Itinerarium.
Archeologische vondsten
Naast de topografische vondsten werden er in de 16de eeuw ook steeds meer bodemvondsten gedaan, stenen met inscripties, munten, overal langs de Rijn. Tegelijk groeide de interesse voor de Bataven, die door Tacitus werden bewonderd als dappere bondgenoten. Hun opstand tegen de Romeinen werd weer gezien als een parallel met het contemporaine verzet tegen Spanje. Een belangrijk twistpunt werd de vraag waar het Eiland van de Bataven precies lag, want steeds meer steden wilden daar, op dat historische gebied gelokaliseerd worden.
De 鈥榦ntdekking鈥 van de Peutingerkaart
Toen, aan het eind van de 16de eeuw, kwam de Peutingerkaart in beeld met een aantal nieuwe plaatsnamen. Deze schematische 鈥榳egenkaart鈥 was in de 13de eeuw naar een Romeins origineel gekopieerd, en kwam later in handen van Konrad Peutinger (1465-1547). In 1598 verscheen een gedrukte versie van de kaart. De eerste geleerde, die vervolgens de 鈥楴ederlandse鈥 namen aan de Romeinse probeerde te koppelen, was Philippus Cluverius (1580-1622), de Leidse hoogleraar. Hij gaf in 1616 zijn Germaniae antiquae libri tres uit, in een kloeke band.

Nieuwe gegevens over de Romeinse tijd
Nederlandse historici en geografen kregen opeens volkomen nieuwe gegevens over ons land in de Romeinse tijd rond het jaar 400. Op de historische kaart van Petrus Divaeus uit Mechelen (in De Galliae Belgicae Antiquitatibus Liber I, 1584) zien we dan ook de toponiemen 鈥楲ugdunum鈥, 鈥楾rajectum鈥, 鈥楤atavodurum鈥, 鈥楪rinnes鈥, 鈥榁ada鈥, 鈥楢renacum鈥 en 鈥楴oviomagus鈥. Die van Ortelius, Belgii veteris typus (1584, nieuwe uitgave 1594/95), heeft dezelfde namen, maar ook 鈥楳annaricium鈥. Deze plaats en tevens 鈥楾raiectum鈥 ontbreken op de Peutingerkaart, die voor dit traject weer een aantal andere plaatsen noemt, maar ook nog een tweede route door de Betuwe aangeeft.
Een kaart van Romeins Nederland
Aubertus Miraeus ging eveneens aan de slag met de nieuwe informatie over de Romeinse plaatsnamen. De Antwerpse kanunnik en historicus publiceerde veel, vooral op kerkhistorisch gebied. Maar ook de Romeinse tijd interesseerde hem buitengewoon. Zo publiceerde hij in 1633 een kaart van Romeins Nederland, Galli忙 Belgic忙 svb Impp. Romanis et Viarvm in ea militarivm typus (鈥楰aart van Belgisch Galli毛 onder de Romeinse keizers en van de heerwegen in dat gebied鈥), uitgegeven bij Petrus Verbistus of Pierre Verbist. Het gaat om de vroegste kaart waarop de Romeinse wegen gereconstrueerd zijn.

De Romeinse plaatsnamen herleid

Bij de kaart hoort dit pamflet, een plano uit hetzelfde jaar: Romanorvm vi忙 militares per Galliam Belgicam. Op die plano vermeldt Miraeus eerst de vanouds bekende plaatsnamen uit het Itinerarium van Antoninus, met de volgens hem huidige namen cursief, onder andere:
鈥楲ugduno [...] Albinian忙, Alfen vicus, Trajectus Rheni, Vtrecht; Manariacum, Maurich vicus ad Rhenum. Carvo Grave Cluverio, Reynecom alijs; Arenacum sive Arenacium, Arnhem 摆...闭.鈥
Vervolgens de Noord-Nederlandse toponiemen langs de heerwegen uit de betrekkelijk nieuw ontdekte Peutingerkaart, beginnend bij de Rijnmonding:
鈥楲ugdunum Batavorum, Leyden; Pr忙torium 础驳谤颈辫辫颈苍忙, Roomburgh; Matilo, Coudekercke vicus; Albinian臋, Alfen vicus; Niger pullus, VVoerden, opidum Hollandi忙; Lauri, Lerdam opidum Hollandi忙; Fletio, Fleeten seu Vluten, vicus inter Trajectum Rheni & Woerdam; Leu忙 fanum, Leuvven; vicus; Carvo, Grave opidum ad Mosam; Castra Herculis, Erkelens opidum ditionis Gelric忙; Noviomagus, Nimmegen 摆...闭.鈥

Bestuurlijke en militaire indeling
Naast een poging om de Romeinse toponiemen uit het Itinerarium Antonini en de Peutingerkaart te verklaren, geeft het pamflet inzicht in de territoriale indeling van die tijd. In de eerste alinea beschrijft Miraeus bijvoorbeeld de indeling van Gallia Belgica, het noordelijke deel van Galli毛. Het bestond uit Belgica prima, rond Trier, en Belgica secunda, dat een flink deel van Noord-Frankrijk en Vlaanderen omvatte. Germania prima lag rond Mainz, Germania secunda of inferiori had Keulen (Colonia) als hoofdstad. Daarnaast was er nog Toxandria, waar de Zeeuwse eilanden deel van uitmaakten. In de laatste tekstgedeeltes biedt Miraeus nog een overzicht van de bestuurlijke en militaire indeling, met bevelhebbers en stadhouders van Galli毛 en Germania. Daarnaast zegt hij iets over de (wapen)industrie, de schatkamers en de muntslag in deze gebieden.

Brunhilde, koningin van Austrasi毛
In 1633 heeft Miraeus n贸g een drukwerkje van vier pagina鈥檚 gepubliceerd dat bij zijn kaart hoorde: Les grands chemins de l鈥橢mpire Romain, vulgairement dits chau脽ees de Brunehault. Dit waren de Romeinse wegen in Galli毛, later hersteld door Brunhilde, koningin van Austrasi毛. Het betreft een beschrijving van de zeven Romeinse wegen die vanuit Bavay in Noord-Frankrijk naar alle richtingen lopen, gevolgd door een uitvoerige alfabetische lijst van de Latijnse plaatsnamen in Belgisch Galli毛, met de moderne namen erbij, gedrukt bij Abraham Verhoeven te Antwerpen.
Indruk?
Van Miraeus鈥 kaart en toelichtingen zijn maar heel weinig exemplaren bewaard gebleven, en het is de vraag of die in zijn tijd veel indruk maakten. Maar de documenten bieden vandaag de dag een mooi inzicht in de toenmalige interesse voor de Romeinse tijd en toenmalige inspanningen om de Romeinse plaatsen en heerwegen te reconstrueren.
Auteur
