'De stad Utrecht' van Wap

De Utrechtse monumenten door de ogen van een 鈥榲alsaard鈥

Titelpagina 'De stad Utrecht' van Wap, 1859/60

鈥楬ol en koud, en althans tot d谩谩r studeren geheel en al ongeschikt.鈥 Zo omschreef Joannes Jacobus Franciscus Wap (1806-1880) in De stad Utrecht (1859/60) de stedelijke bibliotheek, die tot 1820 in het koor van de Janskerk was gevestigd. In dat jaar werd 鈥榟et somber kerkkoor ontweken鈥 en de collectie verplaatst naar zalen in het voormalige paleis van koning Lodewijk Napoleon aan de Wittevrouwenstraat. Volgens Wap een grote stap voorwaarts, waar Utrecht 鈥榯rotsch op mag wezen, zulk eene Bibliotheek te bezitten, en haar te kunnen toonen aan de geleerde wereld, die haar komt bezoeken, van heinde en ver.鈥 Mooie woorden, die ook nu nog opgaan voor de inmiddels ruim 430-jarige bibliotheek!

Janskerkhof

Lithografie Janskerkhof in 'De stad Utrecht' van Wap, 1859/60

In het in 1859/60 verschenen werk De stad Utrecht zit onder meer een fraaie lithografie  van de voormalige kapel in het paleis van Lodewijk Napoleon. Die kapel was toen net bij de bibliotheek gevoegd. Ook is er een mooie afbeelding van het Janskerkhof. Dit plein met centraal de Janskerk was 鈥 zeker in de 19de eeuw 鈥 een trefpunt voor ontspanning en vermaak voor de hogere standen. Vanaf 1838 werden er kermissen gehouden en n谩 1840 vond ook de wekelijkse bloemenmarkt er plaats. Het plein wordt gedomineerd door de kapittelkerk van Sint Jan, gewijd in 1054. Niet alleen in het kerkelijke leven maar ook in de geschiedenis van de universiteitsbibliotheek heeft deze Janskerk zoals gezegd een belangrijke rol gespeeld. Nadat het stadsbestuur van Utrecht in 1580 was overgegaan tot het protestantse geloof, werden gebouwen en goederen van de katholieke instellingen in beslag genomen. De geconfisqueerde boeken, waaronder talrijke handschriften en incunabelen, werden in 1584 ondergebracht in een nieuw gestichte stadsbibliotheek in het koor van de Janskerk. Vanaf 1636 fungeerde deze boekerij tevens als universiteitsbibliotheek, die naar de mening van Wap tot aan het vertrek naar de Wittevrouwenstraat maar matig functioneerde.

In het gevlei van beroemdheden

Wap was geen man van onbesproken gedrag. De uit Rotterdam afkomstige katholiek beschikte over eigenschappen die hem in het gevlei brachten bij een fiks aantal beroemdheden van zijn tijd, zoals de dichters Bilderdijk en Chateaubriand, en zelfs kroonprins Willem II. Dankzij diens bemiddeling kreeg Wap, na zijn studie aan de universiteit van Gent, een betrekking als leraar Nederlands en geschiedenis aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Naast deze baan schreef hij veel over uiteenlopende onderwerpen. Na zijn ontslag bij de KMA in 1840 vulde hij de persoonlijke toelage die hij van de koning ontving aan met schrijven. Wap was tevens de oprichter van het in 1827-1830 verschijnende tijdschrift Katholikon en werd later hoofdredacteur van De Noord-Brabander. In 1876 vermaakte hij zijn collectie over Bilderdijk, vergezeld van zijn eigen publicaties, aan de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde. Een lijst van de geschenken is opgenomen in de handelingen van de Maatschappij over 1876 en 1877.

鈥榃indbuil, duisterling en valsaard鈥

Lithografie Domtoren in 'De stad Utrecht' van Wap, 1859/60

Centraal in Waps geschriften stond steeds de katholieke zaak. Aanvankelijk was zijn standpunt wisselend; van antiklerikaal katholiek tot zelfs antikatholiek. In 1832 volgde de bekering, waarbij hij spijt betuigde over eerder gedane negatieve uitlatingen over het katholicisme. Met effectieve opdringerigheid lukte het hem vervolgens om tijdens een bezoek aan Rome in 1837 op voorspraak van paus Gregorius XVI een Romeins doctoraat te krijgen toegekend. 'De paus, die Jan Wap doctoreerde, openbaarde zeer overtuigend zijn menselijke feilbaarheid', aldus de latere historicus L.J. Rogier. Wap zou zich voortaan evenwel 鈥榙r. Wap鈥 noemen, ondanks de scepsis en spot van veel tijdgenoten, die zijn plotselinge bekering met argwaan bekeken en zijn opportunisme hekelden. Het kwam hem te staan op kwalificaties als 'ijdele windbuil', 'de domste duisterling op Gods aardbodem' en 'de grootste valsaard die Holland kent'.

Talent als schrijver?

Ook zonder dat is niet helemaal duidelijk waarom juist Wap gevraagd werd om de 'historische bijschriften' te schrijven voor De stad Utrecht, een album in groot octavo met 26 chromolithografie毛n (inclusief de titelpagina) van bijzondere gebouwen en plaatsen in de stad Utrecht. Hoewel Wap wel vaker schreef over monumenten en ook ter gelegenheid van festiviteiten, heeft hij met Utrecht geen zichtbare band gehad. Maar hoe hij als persoon ook geweest moge zijn, enig talent als schrijver kan hem niet ontzegd worden. Mede daardoor is het album een aardig document geworden, ofschoon de grootste waarde toch wel in de afbeeldingen is gelegen. De lithografie毛n zijn gemaakt in het Utrechtse Steendrukkerij Etablissement van P.W. van de Weijer aan de Ganzenmarkt. Enkele litho's vermelden de naam van de kunstenaar, J. Bos; zonder twijfel gaat het om de in Utrecht werkzame etser, graveur en lithograaf Jan Bos Wzn. (1832-1897). De band, vervaardigd door de Utrechtse boekbinderij J. te Kiefte, is onder meer bestempeld met het rood-witte stadswapen. Het album De stad Utrecht beleefde een fotomechanische herdruk in 1971.

鈥楰ostbare bronnen van kennis鈥

Lithografie universiteitsbibliotheek in 'De stad Utrecht' van Wap, 1859/60

In De stad Utrecht behandelt Wap de belangrijkste Utrechtse monumenten. Daaronder bevinden zich bekende bijzondere gebouwen en locaties, zoals de Domkerk en 鈥搕oren, het stadhuis, het Paushuis, het Vredenburg, de Maliebaan en de schouwburg. Ook minder bekende panden komen voor het voetlicht, waaronder de 鈥榸wem- en badinrigting鈥, het 鈥楪asthuis voor Ooglijders鈥 en het 鈥楰rankzinnigen Gesticht鈥. Alle bouwwerken, pleinen en markten worden in een specifieke toelichting in hun historische context geplaatst. Lovende woorden zijn er voor de al eerder gememoreerde 鈥楤ibliotheek der Hoogeschool鈥, tegenwoordig de Universiteitsbibliotheek Binnenstad:

鈥楧谩谩r, waar eenmaal de vlugge dansreijen rondhuppelden, staan nu zeventig duizend ernstige vertegenwoordigers der stille Wetenschap, [鈥 deftig, maar vrolijk, [鈥 en vrij toeganklijk voor allen, die hen willen naderen en raadplegen over iedere aangelegenheid van den vorschenden geest.鈥

Een ieder mocht zich aan 鈥榙ie kostbare bronnen van kennis zoo volop laven鈥; ook toen al had de bibliotheek open access dus hoog in het vaandel staan!

Auteurs: Hans Mulder en Marco van Egmond (red.)

De bibliotheek der Hoogeschool