Voorbij ‘business as usual’: Hoe integratie van milieubeleid kan bijdragen aan échte verandering

Helpt het verweven van milieuaspecten in andere beleidssectoren ons daadwerkelijk op weg naar een duurzamere toekomst, of houdt het de bestaande situatie in stand? Vaak het laatste, stellen Peter Driessen, Heleen Mees, Dries Hegger en Mandy van den Ende in hun nieuwste in Environmental Policy & Governance.
Milieuaspecten integreren in beleidssectoren zoals landbouw, woningbouw en waterbeheer—ook bekend als Environmental Policy Integration (EPI)—wordt vaak gepromoot als een manier om duurzaamheid te bevorderen. Echter, onderzoek toont aan dat in de praktijk economische belangen over het algemeen voorrang krijgen op wezenlijke milieuprogressie. “Beleidsintegratie leidt daarom vaak slechts tot marginale milieuverbeteringen; het landgebruik wordt daarmee niet wezenlijk duurzamer”, aldus van den Ende.
Van beleidsintegratie naar bestuursintegratie
Beleidskeuzes worden gevormd door machtsdynamieken en institutionele structuren. Daarom introduceren de onderzoekers een breder concept: Environmental Governance Integration (EGI). In tegenstelling tot EPI, dat zich richt op de beleidsinhoud, kijkt EGI naar het gehele sturingssysteem: wie heeft invloed en hoe komen besluiten tot stand?
Onze analyse laat zien dat in het bestaande sturingssysteem, milieuaspecten alleen worden meegenomen in ander beleid als ze aansluiten bij economische belangen, in plaats van dat ze voorop worden gesteld als algemeen maatschappelijk belang
De onderzoekers onderzochten EGI in de context van bodemdaling in de Nederlandse veenweiden. Door ontwatering ten behoeve van de intensieve landbouw verzakt de bodem, wat leidt tot schade aan gebouwen en infrastructuur, hoge CO₂-uitstoot, biodiversiteitsverlies en een verhoogd overstromingsrisico. Ze identificeerden twee belangrijke obstakels voor het integreren van dergelijke zorgen in relevante beleidssectoren.
- Machtsverhoudingen beperken de oplossingsruimte voor integratie: Overheden erkennen bodemdaling als een probleem, maar framen het vooral als een waterbeheer- of klimaatprobleem dat met technische oplossingen kan worden verholpen. Hierdoor blijft de rol van niet-duurzame landbouw en invloedrijke economische partijen— zoals banken, supermarkten en agro-foodbedrijven— buiten beschouwing in beleid. Ondertussen wordt het belang van minder invloedrijke belanghebbenden, zoals jongere generaties, ecosystemen en dieren, nauwelijks erkend. “Hierdoor blijven duurzamere toekomstscenario’s voor de regio on(der)benut,” zegt van den Ende.
- Institutionele structuren houden de ‘business as usual’ in stand: Bestaande wet- en regelgeving, subsidies en financiële prikkels steunen nog altijd conventioneel, niet-duurzaam landgebruik, zoals intensieve veehouderij en woningbouw in diepgelegen polders. Duurzame alternatieve, zoals natuur-inclusieve landbouw of drijvend bouwen, krijgen daarentegen weinig institutionele ondersteuning. “Dit gebrek aan institutionele steun belemmert structurele verandering naar duurzaam landgebruik”, stellen de auteurs.
Een oproep tot verandering: van economisch naar milieubestuur
“Onze analyse laat zien dat in het bestaande sturingssysteem, milieuaspecten alleen worden meegenomen in ander beleid als ze aansluiten bij economische belangen, in plaats van dat ze voorop worden gesteld als algemeen maatschappelijk belang”, zeg van den Ende. Een milieugerichte benadering van EGI—waar milieubelangen vanaf het begin en op gelijke voet worden meegenomen in beleidsvorming—vraagt om een kritische (h)erkenning van machtsstructuren en een herziening van bestaande instituties.
Publicatie
Van den Ende, M. A., Driessen, P. P., Hegger, D. L., & Mees, H. L. (2024). . Environmental Policy and Governance.