Opleiding Nederlands viert 200-jarig bestaan met jubileummagazine

De opleiding Nederlands bestaat 200 jaar en dat werd op 8 april 2016 groots gevierd. Bijna 200 alumni en (oud-)medewerkers woonden het feestelijke programma in de Lutherse Kerk bij. Tijdens deze dag werd ook een speciaal jubileummagazine gepresenteerd: Gevoel, vernuft en verbeelding. 200 jaar Utrechtse neerlandistiek door Maurice van Lieshout.

Magazine Gevoel, vernuft en verbeelding
In het jubileummagazine schetst Maurice van Lieshout onder andere de oorsprong van de neerlandistiek in Utrecht, het studentenleven in de 19e eeuw, de plekken waar de opleiding door de jaren heen gehuisvest is geweest, de ontwikkeling van het curriculum, en nog veel meer. Door het hele magazine heen staan portretten van 鈥榮maakmakers鈥, collega鈥檚 die van groot belang zijn geweest voor de opleiding Nederlands in Utrecht, zoals studieadviseur Riekje Doeksen en bibliothecaresse Bertine Bouwman. Het eerste exemplaar van het magazine werd overhandigd aan emeritus prof. dr. Wim Gerritsen, die zelf onderwerp is van een van de hoofdstukken.
Het magazine zal tot 1 juni te koop zijn. Nadere inlichtingen hierover zullen zeer binnenkort worden gepubliceerd op het .
Oratie uit 1816 in nieuw jasje
De eerste hoogleraar Neerlandistiek in Utrecht was Adam Simons, die op 25 maart 1816 het hoogleraarschap Nederduitsche Letterkunde en Welsprekendheid aanvaardde. Hij werd deze middag tot leven gewekt door faculteitshoogleraar moderne Nederlandse letterkunde . Gekleed in toga, staand op de kansel in de Lutherse kerk, sprak Van den Akker een eigentijdse versie uit van 鈥極ver den waren dichter鈥, de oratie van Simons uit 1816. Terwijl Simons aan de keukentafel zijn gedragen oratietekst nog eens doorneemt, maant zijn vrouw Aleida Geertruida - die ondertussen in het Financieele Dagblad en de Quote bladert - hem dat hij wel iets over valorisatie en maatschappelijk nut moet zeggen en wat meer interdisciplinair moet denken.
Columns over studietijd
(hoogleraar Universiteitsgeschiedenis) hield een korte lezing over de oorsprong van de Utrechtse Neerlandistiek, en stelde vast dat de geschiedenis daarvan niet in de negentiende maar al in de achttiende eeuw begint. Verder spraken alumni uit verschillende generaties een column uit. Wim Gerritsen (1953-1959) memoreerde onder meer dat de studenten moesten opstaan als de hoogleraar binnenkwam. Pieter Leenheer (1959-1967) sprak over zijn studiejaren in de 鈥榮tilte voor de storm鈥, voordat de studentenprotesten in heel Europa losbarstten. Frits van Oostrom (1971-1976) kreeg de lachers op zijn hand met herinneringen aan het Vermakelijk bibliografisch ganzenbord, dat vaste kost was voor alle eerstejaars. Frits Spits (1978-1984), die studeerde toen hij al bekend was van zijn radioprogramma Avondspits, schreef zijn scriptie over Nederlandstalige popmuziek terwijl hij het eigenlijk liever over Remco Campert wilde hebben. Toef Jaeger (1989-1996), recensent bij NRC, toonde haar zorgen over de kloof tussen de literaire kritiek en de wetenschap. Merel Jansen (2007-2013) noemde 10 redenen waarom je in de 21e eeuw nog steeds Nederlands in Utrecht moet studeren. Een van de redenen, volgens de auteur die sinds haar afstuderen al een dozijn werkkringen heeft gehad: 鈥淲ie in Utrecht Nederlands studeert komt altijd wel 茅rgens terecht鈥.

Interview met Peter Buwalda
Alumna Evelien van Veen (1988-1994) interviewde alumnus Peter Buwalda (1990-1998), die in 2010 debuteerde met de inmiddels veelgeprezen roman Bonita Avenue en momenteel aan zijn tweede roman werkt. Het gesprek ging onder meer over de column van Buwalda deze ochtend in de . Daarin blikte hij terug op zijn studietijd in Utrecht, de afsluitende ruzie met zijn scriptiebegeleider, en zijn vroegere schoolvriend die per abuis in het jubileummagazine terecht is gekomen. Verder sprak Buwalda deze middag vooral over de passie voor literatuur die hij als student in Utrecht in rap tempo ontwikkelde. Na 6 weken natuurkunde te hebben gestudeerd, stapte hij over naar Nederlands. 鈥淓en gouden greep鈥, aldus Buwalda. Lezen was voor hem meteen 鈥渆en zaak van leven of dood鈥, hij wilde zijn literaire achterstand zo snel mogelijk wegwerken. Toch duurde het nog lang voordat hij zelf ging schrijven. Dat kwam omdat het besef maar geleidelijk doordrong 鈥渄at niet alle boeken canoniek zijn鈥, en dat hij dat zelf dus ook best kon. Het schrijven van een boek is 鈥渁lsof je vier jaar lang in de spiegel kijkt鈥. Om je dan nog steeds te kunnen verplaatsen in degene die het voor het eerst leest, is volgens Buwalda onderdeel van de kunst.
