“In deze tijd van polarisatie is onderzoek naar de bindende kant van humor nodig”

Lieke Stelling over humor tijdens de Engelse reformatie

Hoe onderzoek je humor? En wat voor serieuze lessen kunnen we onttrekken aan zoiets als een moppenboekje? We gaan, in het kader van 1 april, in gesprek met dr. Lieke Stelling (Vroegmoderne literatuur). Zij onderzoekt de combinatie van humor en religie in de Engelse 16e en 17e eeuw.

Religieuze humor

Stelling onderzoekt de positieve kanten van humor in de literatuur tijdens de Engelse reformatie. Daarbij kijkt ze naar de manieren waarop humor werd gebruikt om religieuze tegenstanders bij elkaar te brengen en spanningen te verlichten. “Er wordt nu gedacht dat in deze periode religieuze humor alleen bestond als harde satire, om de ander belachelijk te maken. Ik verzamel en analyseer bewijs waaruit blijkt dat humor ook op positieve manieren werd gebruikt."

Dr. Lieke Stelling
Dr. Lieke Stelling

Gevoel van nostalgie

"De moppen die werden gedeeld in het protestantse Engeland kwamen vaak uit de middeleeuwen. Omdat ze regelmatig over monniken, priesters en andere katholieke geestelijken gingen, wordt door hedendaagse wetenschappers beweerd dat ze populair bleven omdat ze door protestanten als antikatholieke satire werden gezien, maar als je goed leest komen die katholieke geestelijken er vaker goed dan slecht van af. Mijn hypothese is dat de moppen juist populair bleven uit een gevoel van nostalgie naar de tijd van voor de reformatie.”

Moppenboekjes in de renaissance

“Ik onderzoek teksten die de renaissancers zelf bestempelden als grappig. Ze gebruikten nog niet het woord ‘humor’ in die betekenis, maar wel woorden die vrolijkheid suggereren, zoals merry, witty of jest. Dan kom je snel op moppenboeken uit. Deze waren bedoeld voor alle lagen van de bevolking en werden verzameld door geleerde humanisten, maar ook geconsumeerd door ongeletterden aan wie de moppen werden voorgelezen tijdens etentjes. Aan de vraag hoe hard men om iets lachte, waag ik mij niet.”

Het ongerijmde van humor en religie

Over waarom ze de combinatie van humor en religie onderzoekt is Stelling duidelijk: “Er is vaak gedacht dat religie zou verdwijnen, maar het blijft verankerd in onze cultuur en daarmee in ons denken en handelen. Het is dus van belang dit te bestuderen. Humor draait om het ongerijmde – wat ook een belangrijke eigenschap van geloof is - en dat maakt het een geschikt instrument om religie mee te bestuderen.”

Er is vaak gedacht dat religie zou verdwijnen, maar het blijft verankerd in onze cultuur en daarmee in ons denken en handelen

De bindende kant van humor

Ook kunnen we in de huidige tijd nog veel van haar onderzoek leren: “Over geloof en humor wordt vaak simplistisch gedacht, en zeker over de combinatie van de twee, bijvoorbeeld dat ze niet samengaan. De nasleep van de reformatie was een tijd waarin geloof het handelen en denken van vrijwel iedereen bepaalde, inclusief de machthebbers. En als in die tijden van grote religieuze spanningen, er ook op een empathische en subtiele manier grappen over religie werden gemaakt, waarom zouden we nu dan niet wat meer ruimte laten voor diezelfde nuance? Het is typisch dat een scherpe komiek als Arjen Lubach veel oog heeft voor de complexiteit van maatschappelijke problemen, maar het geloof, in al haar verschijningsvormen wegzet als één pot nat dat bestreden moet worden. Ik denk dat we, zeker in deze tijd van polarisatie, veel hebben aan onderzoek dat zich júist richt op de bindende kant van humor.”

Onderzoek naar humor

Volgens Stelling wordt over onderzoek naar humor vaak een beetje lacherig gedaan.  “Maar het is een complex onderwerp dat betrekking heeft op alle vormen van menselijke interactie. Het is daarom belangrijk dat we begrijpen wat er precies gebeurt in humor. Humor is ook context-gebonden en helemaal ongrijpbaar als je probeert vast te stellen waardoor precies iets grappig is. De hardcore humor-theoretici zijn het daar ook nog steeds niet over eens.”

Klassieke mop

In haar onderzoek valt soms minder te lachen dan je zou denken, zegt Stelling: “De mopjes die ik voor mijn onderzoek lees zijn meestal tenenkrommend of nauwelijks herkenbaar als grappig, maar vandaag kwam ik wel een leuke tegen. Hij komt uit een boekje genaamd Wits, Fits and Fancies van de katholiek Anthony Copley, uit 1596 (en heruitgegeven in 1614) en ik heb hem vrij vertaald: “Een Dominicaan en een Franciscaan maken een wandeling als ze op een rivier stuiten waar ze doorheen moeten. De Dominicaan vraagt de Franciscaan of hij hem kan dragen, omdat de laatste toch al blootsvoets is. “Vooruit,” zegt de Franciscaan, en neemt hem op zijn rug. In het midden van de rivier stopt hij plotseling en vraagt aan de Dominicaan of hij geld bij zich heeft. De Dominicaan denkt dat zijn metgezel een fooi wil en zegt dat hij een paar centen op zak heeft. Daarop laat de Franciscaan hem onmiddellijk vallen met de woorden: “Mijn orde verbiedt het me om geld bij me te dragen.”